Translate

woensdag 17 juni 2015

Horizon

Vandaag, in het prairiegebied, heb ik naar mijn gevoel voor het eerst weer de horizon gezien. Tot nu toe zaten er steeds bergen in de weg. Voor het eerst heb ik weer de verte kunnen zien. In de verte kíjken kon wel, want de bergen waren niet meteen naast je en de gletsjers lagen op behoorlijke afstand. Maar waar was de horizon?

Op internet vind ik voor "horizon": "lijn in de verte tussen aarde en lucht" (woorden.org) of: "de denkbeeldige lijn tot waar men het aardoppervlak kan zien en waar het aardoppervlak en de lucht elkaar raken" (Wiktionary ).  In deze definities mis ik het begrip "op ooghoogte", dat onze tekenleraar Hopman in de lessen perspectief tekenen verbond met de horizon.

Ik raak een beetje in de war hier, van die definities. In ons platte land, ja, daar klopt het wel dat aarde en lucht elkaar raken op de horizon. Dat zag je ook op de prairies en daar was de horizon in de verte op ooghoogte. In de bergen zou de horizon dan dus soms boven 3000 meter moeten liggen, waar aarde en lucht elkaar raken. "Ooghoogte" ben je daar als het ware kwijt. 

En dan is er ook nog "einder". Houdt dat woord nu in dat er een einde is aan wat je ziet? Of bedoelt het de eindeloosheid? Voor mijn gevoel passen "horizon" en "einder" bij de enorme wei- en hooilanden, prairies. Niet bij de hoge bergen waar we de eerste tien, twaalf dagen tussen leefden. Zij beperkten mijn blik. Of beter misschien: ze voerden die blik omhoog, naar de toppen, met of zonder sneeuw.

Is mijn horizon nu verbreed of verhoogd?

Landschappen - 2

"Zoveel mogelijk verschillende landschappen zien" was een van onze doelen met deze reis. Nou, we zijn goed halverwege en ik weet nu al niet meer hoeveel we er hebben gezien. Ligt er natuurlijk ook aan waar je de grens trekt, want je kunt denken "bos = bos" en dan tellen alle bossen voor één landschap. Of je maakt onderscheid op een helebóel punten. Ik houd het maar een beetje in het midden en ga af op mijn geheugen, zonder in mijn dagboek te kijken, dan blijven de meest indrukwekkende over. 

Bij Vancouver hebben we al even kennisgemaakt met het gematigd regenwoud; straks op Vancouver Island nog meer. Dichte bossen met veel verschillende naaldbomen en ondergroei van loofhout. Vochtig; veel geluiden van vogels die je niet ziet. Op Mt Revelstoke wees men op het "sneeuwwoud": voor ons vooral bossen van kaarsachtige Hemlocksparren met nog sneeuw op de bodem, vochtige ondergrond, ook hier.

Op verschillende plaatsen hebben we diepe canyons met hoge steile wanden gezien met onderin een snelstromende rivier. Je realiseren dat het water die diepte heeft geschapen.... Doordat de steensoort van de bergen wisselt en daarmee de plantengroei, is het nergens hetzelfde.

De woestijn: heel anders dan je je voorstelt of dan ik eerder ten oosten van San Diego had gezien. Hier vooral schaars begroeide bergen, grijs van de sagebrushes en artemisia. Duidelijk andere vogels dan in de bergen. Voorbeeld: de prachtige Californische kuifkwartels. De hele atmosfeer deed ook meer aan zoals op Sint Maarten.

Het ruige rotsenlandschap van de Rocky Mountains, wel het meest spectaculair. Hoge spitse bergen met sneeuw en gletsjers en daartussen licht grijsgroene rivieren en turkooizen meren. Een duidelijke boomgrens. Onherbergzaam, maar doordat het, op die ene sneeuwbui na, prachtig weer was niet onheilspellend.

Bergweiden en bermen: de "meadows" op Mt Revelstoke bloeiden nog niet toen we er waren, maar inmiddels hebben we op een heleboel andere plekken wel een indruk gekregen van de enorme kleurenrijkdom: rood van Paintbrush en een havikskruid, wit van margrieten, blauwe lupinen en gele arnica, morgenster, boterbloemen en havikskruiden. Hier en daar al een wilgenroosje. En nog veel meer, maar deze zijn het meest uitgesproken. Ook zijn er de "moosemeadows": gebiedjes met vooral veel lage wilgengroei waar de elanden blijkbaar van houden.

Watervallen en stroomversnellingen zijn er in allerlei soorten en maten, heel smal en heel breed, heel hoog (121 m) en laag. Gewoon over de stenen, een rand, onder een natuurlijke brug door of in de krater van een oude vulkaan naar beneden denderend. Alles is mogelijk.

Dat geldt ook voor de rivieren.  De Stuart River waar we nu aan kamperen is vergelijkbaar met een brede rivier in Nederland, wat ondieper en met bos langs de kanten. Veel rivieren zijn zó ontzettend lang dat ze heel veel verschillende vormen hebben. Neem de Fraser River die we steeds weer tegenkomen, van zuid naar noord. Trouwens een van de belangrijkste zalmrivieren. Dan is hij breed en vol, dan heel smal in een canyon, dan waaiert hij uit in een breed dal met zandbanken en bosjes, soms ook met bomen. Op veel plaatsen zie je niet meer dat de enorme rivier zich verdeeld heeft in een heleboel slingerende stroompjes. Gemakshalve noemen wij dat dan maar "kreken", hoewel het woord "creek" hier meestal een bergbeek aanduidt. Het zou een mooi idee zijn om alleen al de Fraser River te volgen en te beschrijven wat je allemaal ontmoet onderweg.

De prairies zijn anders dan ik dacht, anders ook dan ik in Amerika heb gezien. Hier zijn het vooral heel grote weide- en hooilanden, een beetje golvend, mooi gekleurd door de vele bloemen. Hier en daar koeien. Maar vooral zijn ze heel erg uitgestrekt, uitgestrekter en vooral ook veel kleuriger dan het platte land van Noordoost-Groningen.

Rond Wells Gray Provincial Park deden de bossen, het hele landschap trouwens, ons sterk denken aan Scandinavië. Het was er minder weids, er was meer afwisseling tussen bos en open landschap. Er zijn in die gebieden ook niet veel verschillende soorten naaldbomen, zoals wel in het regenwoud. Later, rond Highway 16 West, tussen Vanderhoof en Smithers, was er ook weer een stuk "Scandinavië", alleen juist veel weidser.

Dan de "marshes", de gebieden met open water en rietlanden, wilgen ook. Je ziet ze op verscheidene plaatsen bij steden, want ze dienen daar meteen ook als laatste onderdeel van de waterzuiveringsinstallatie. In feite vergelijkbaar met "Vattenreningsverket" bij Skillingaryd. Ze laten een enorme soortenrijkdom aan water- en zangvogels zien en vormen een prachtige gelegenheid om de voor ons veelal nieuwe soorten van dichtbij te kunnen gadeslaan.

De fjorden, het strand en de zee komen nog.

Campgrounds

Iedere avond is het weer een verrassing waar we terechtkomen. Van huis uit hadden we een paar campings besproken en daardoor konden we op internet wel een beetje zien hoe ze eruit zagen. Maar de meeste prikken we toch hier door in het grote groene boek te kijken, waar we de Amerikaanse bladzijden hebben uitgehaald. We bepalen, mede aan de hand van ons reisschema, waar we de volgende avond willen zijn en zoeken dan een campground die ons lijkt te passen. Vooral op basis van de faciliteiten. In Provincial Parks is er bijvoorbeeld bijna nooit stroom voorhanden en dat hebben we af en toe wel nodig om laptop en iPad op te laden. (Camera en iPad lukt ook via de sigarettenaansteker in de RV.)

We hebben op grote en kleine campgrounds gestaan, op grasveldjes, aan een rivier en een meer, tussen de bomen en op combinaties daarvan, onderaan een hoge besneeuwde berg bijna op het golfterrein. Je hebt op campings met bomen verschillende typen plaatsen voor RV's: back-ups, daar moet je achteruit inrijden, of pull-throughs, waar je als het ware doorheen rijdt. Bij elke plek hoort een picknicktafel. In rijen tussen heggetjes staan, zoals je op de grote campgrounds langs de weg nogal eens ziet, hebben we nog kunnen voorkomen. De laatste camping, in Vancouver, als we de RV moeten schoonmaken, is wel op die manier ingericht.

Omdat we duidelijk in het voorseizoen zijn, is het vrijwel overal heel rustig. Een aantal campings en ook "attracties" zijn zelfs nog niet open. Op twee plaatsen was de camping (bijna) vol, maar dat was dan ook in Banff en Jasper. In Jasper hadden ze daarom maar de winter-parkeerplaats van het National Park geopend: daar zijn stroomvoorzieningen en dus stonden we, weliswaar ruim, mannetje aan mannetje op het asfalt. De camping in Fort St James was bijna vol, maar niet met toeristen. Hier waren het seizoensarbeiders die hun trailer (een soort caravan die vastgemaakt wordt op de pick-up, de meest voorkomende auto hier) meenemen in het kader van "mens volgt werk" (zo'n ROC-kreet). 

Dat valt trouwens wel op: bij heel veel huizen staan RV's of trailers, ook wel te verschroten, maar meestal gebruiksklaar. Canada is een groot land met een andere arbeidsmoraal: het is hier duidelijk gewoner om delen van het jaar elders te werken en wat is er dan handiger dan je eigen huis meenemen. Daarbij komt nog dat veel werkers, zoals aan de weg of in een National Park, 's avonds niet even naar huis kunnen. Daarvoor zijn de afstanden veel te groot. We zagen zelfs wegwerkers die hun vrouw bij zich hadden. Andersom vast ook wel, want er waren ook veel vrouwelijke werkers aan de weg.

Een aantal campgrounds hebben we betaald door geld in een envelop te doen en die in een soort kluisje te gooien. Op de meeste campgrounds word je allerhartelijkst ontvangen door de eigenaars, ook weer allerlei verschillende mensen. Bij Dutch Lake was er een vriendelijke Chinees die niet zoveel wist van de omgeving, in Valemount een aardige oude dame die ons op haar golfkarretje voorging naar #6 Whisky Road. Op Anderson Creek Campground bij Hell's Gate werden we verwelkomd door een ruige oudere man, behulpzaam met alles. In de National Parks staan veelal jonge mensen aan de balies en bij de ingangen. Bij Columbia Icefields vertelde een meisje dat ze daar met 104 mensen werkten uit allerlei verschillende staten en landen. Zij was de enige uit Alberta (de staat waarin dit deel van de Rocky Mountains ligt), maar ze had ook collega's uit bijvoorbeeld Finland en Australië.

Wat betreft de wasgelegenheden en toiletten: die zijn altijd schoon, ook als ze wat ouder zijn, zoals bij Whispering Willows, een kleine campground waar we lange tijd de enige bezoekers waren, op de vele groundsquirrels na. Het is er altijd fris en verzorgd. Dat betekent niet dat ze tien keer per dag schoongemaakt worden, zoals je dat ziet in Nederland. Nee, de bezoekers laten hier duidelijk beter de boel achter zoals ze die hebben gevonden. 

Nu gaan we op weg naar de kust, kijken wat ons daar wacht.

Nogmaals: plaatjes bij praatjes

Een oplettende lezer maakte mij erop attent dat het niet lukte om foto's te bekijken. Dat blijkt te kloppen, want de meegestuurde link in het vorige bericht was niet goed. Hier komt een nieuwe poging. Klik op deze blauwe tekst:  rumperyd.weebly.com. Klik op 'more...' En dan op 'Canada 2015'. Dat moet lukken.

zondag 14 juni 2015

Landschappen - 1

Kom je na een aantal zonnige dagen en veel "Aah" en "Ooooh" en "Adembenemend" uit de Rocky Mountains, op weg naar Mt Robson in een gebied dat stukken minder ruig is. Veel meer begroeiing, zowel in het dal als op de, ook minder steile, berghellingen. De boomgrens ligt hier beduidend hoger. Het regent steeds een beetje. Stiekem zeggen we tegen elkaar: 'Zijn we niet te veel verwend? Nee, vast niet, we vinden het in Rumperyd en Lochem ook nog altijd mooi.'  Toch misschien wel een beetje geruststellend.

Mt Robson, de hoogte (3900 en nog wat) berg van Canada ligt op deze toch wat sombere dag met de top in de wolken. 'Gelukkig,' zegen we tegen elkaar, 'is dat bijna altijd het geval. Dus we missen niet echt iets.' Ja, zo praat je dan. 

We rijden door naar Valemount, dal tussen de bergen. De zon begint weer wat te schijnen en voor ons ligt inderdaad een heel breed dal tussen bergen in de verte met toch ook weer sneeuw op de toppen. Ze lijken veel lager dan de Rocky Mountains, maar zijn dat niet echt. Op de Yellowhead Campground wijst de oude dame aan de balie ons op "Starrat Wildlife Sanctuary". Daar zijn twee vogeltorens, dus mooi voor nog een wandeling.

En dan gebeurt het: in het bosje naar de rietlanden, vinden we ineens een ondergroei zoals in Småland-voor-de-zure-regen. We staan bijna te dansen van opwinding bij grote plekken met bloeiende Linnéusklokjes, een Canadese kornoelje (groter dan de Zweedse), een soort dalkruid, verschillende soorten rondbladig wintergroen en een heel bijzondere Salomonszegel met pluimen aan de toppen van de stengels.

Maar daarmee was het nog niet afgelopen. In de rietlanden, die min of meer kunstmatig in stand zijn gehouden door indijking en door de aanleg van broed-eilandjes, ontdekken we binnen de kortste keren achttien verschillende vogelsoorten. De meeste nieuw voor ons. Er zitten er vast en zeker veel meer, maar dit was we op deze bijzondere middag konden behappen. Het terrein lijkt op het gebied bij Skillingaryd waar men, net als hier, van de natuurlijke begroeiing gebruik maakt om het afvalwater te zuiveren.

Nog even een paar van de vogels die daar ons hart sneller deden kloppen: Turkey Vulture,  Cedar Waxwing (pestvogel), Yellowheaded en Redwing Blackbird (merelsoorten), Cinnamon-, Bluewinged en Greenwinged Teal (talingsoorten), American Wigeon (smient), Wood Duck (Carolina-eend). En dan "gewone" wilde eenden en meerkoeten.

Later op de Campground zag Eddie bij de rivier nog een Belted Kingfisher, een ijsvogeltje.... De spanning blijft, ook na de Rockies!

Plaatjes bij de praatjes - via een omweg

Om verschillende redenen lukt het me niet om foto's bij de teksten te plaatsen. Maar vanochtend werd ik wakker met een lumineus idee. Via een omweg, weebly.com, zijn er nu toch wat eerste plaatjes te zien. Ze staan ook op Facebook, maar niet iedereen "is daar op", dus voor degenen die toch wat illustraties willen zien: klik hier: Småbitar - Canada 2015. Dan moet het lukken....

zaterdag 13 juni 2015

Uitstapjes 9 - 11 juni

Banff is de hoogst gelegen plaats van Canada en dan ook nog in een schitterend gebied. Dat trekt natuurlijk toeristen, maar zoveel als er hier nu al zijn: dat belooft nog wat voor de zomer. We hebben het ervaren bij Moraine Lake, een van de (vrij) vele grote, turkooizen meren tussen de hoge bergen met sneeuw en gletsjers. Er waren zoveel mensen, bussen vol, m.n. Amerikanen en Japanners, dat we er snel weer weggevlucht zijn. Nog wel gezien dat het meer z'n naam dankt aan de vele zand- en steenlawines (morenen) die er langs zijn.

Emerald Lake (Yoho NP) met kanotocht
Bij Emerald Lake was het bij lange na niet zo druk, het ligt ook verder van Banff. Dus het was een verademing. Ook dit meer was turquoise, emerald, en lag prachtig. Er werden kano's verhuurd, dus we konden de verleiding niet weerstaan en hebben een uurtje rondgevaren (zonder kroonsteentjes) en van de stilte en de omgeving genoten vanuit een heel ander gezichtspunt.

We zijn niet zo arrogant dat alleen het grote wild, zoals elanden en beren, voor ons telt. Dus toen we op weg naar de kabelbaan die ons over berenland, de gezellige Ground Squirrels op het gras heen en weer renden, hebben we daar ook zeker naar gekeken. Maar daar waren we niet vroeg voor opgestaan,. Wel om eerst te ontbijten in de Lodge of The Ten Peaks en vervolgens met de skilift naar een hoogte van 2136 m te "varen" om beren te zien. Van beneden af zagen we ze trouwens al tegen de hellingen waar 's winters geskied wordt: grazen van de paardebloemen en het frisse gras. Toen we eenmaal naar boven werden gehesen hebben we in totaal zeven (7) verschillende grizzly's gezien,
zowel moeder met jong als alleengaanden. Bij de tweede keer naar boven, wat bij de prijs inbegrepen
was, zagen we vier stuks nog een keer. Twee leerden door voor ijsbeer, want die lagen te zonnen in de sneeuw.
Boven was er een steile wandeling naar een Wildlife Interpretive Centre dat op heel duidelijke en aantrekkelijke manier informatie gaf over de verschillende wilde dieren die hier voorkomen. Niet alleen de beren waren het aanzien meer dan waard, ook de bergen om ons heen. Weer een van de hoogtepunten op deze tocht.

De Bow Valley Parkway was ons een beetje tegengevallen (zo arrogant zijn we dan ook weer wel). Je rijdt wel erg veel tussen de bomen en we zagen alleen een paar elks (wapitiherten), geen beren. Bovendien was de weg tussen 20.00 en 8.00 uur, de beste tijd om te spotten, afgesloten om het wild in deze tijd van het jaar, terecht, rust te gunnen.
Op de Ice Field Parkway zeiden we vele keren tegen elkaar dat het zo schitterend, indrukwekkend, magnifiek, imposant, fantastisch was. Wat we ons ons heen zagen, valt ook nauwelijks te beschrijven, in elk geval niet door mij. En het lukt nog niet om, vanwege de zeer beperkte toegang tot internet, de plaatjes bij de praatjes te leveren. We zijn onderweg diverse keren gestopt om het landschap in ons op te nemen en vooral om niet steeds foto's te maken, want dan herinner je je later niets meer. Ook hier weer die machtige bergen, steeds anders van vorm en kleur, met ijs, sneeuw en water. Met weer turkooizen meren, zoals Waterfowl Lake, dat z'n naam eer aan deed, want er zwom zegge en schrijve één Bufflehead, een duikeend.
Na de bergwandeling bij Lake Louis kon er nog net één bij: naar Peyto Lake Viewpoint. Onderweg veel prachtige witte ranonkels, twee soorten, de een leek veel op wildemanskruid. Hoewel het hier ook aardig druk was, was het best te doen en hebben we het landschap goed in ons kunnen opnemen. Ja, weer bergen met ijs en sneeuw en een meer met turquoise water....  En weer schitterend.

Columbia Icefield and Glacier Skywalk
Een hele rustdag hebben we uitgetrokken voor het Icefield Centre en de gletsjertongen die hier naar beneden komen vanaf Columbia Icefield, 325 km2 groot. Natuurlijk mag je daar niet bovenop, maar om de mensen toch goed te informeren is er een mogelijkheid om met een bus de gletsjer op te gaan en daar rond te lopen. Dat hebben wij niet gedaan, want in Noorwegen (!) hebben we al eens een tocht gemaakt op Jostedalbren. Bovendien heb ik er wat moeite mee dat de gletsjer, die zich terugtrekt als iedere andere, "aangetast" wordt. Met bordjes is aangegeven waar de gletsjer lag in 1908, 1925 en 1935. Daaraan zie je dat ook toen al de gletsjers slonken.
Vanaf de parkeerplaats is Eddie nog wel naar het beginpunt van de Athabasca Glacier gelopen, waar onderzoek wordt gedaan. 
Het was de hele dag wat wisselend bewolkt, ook toen we in de shuttle naar de Glacier Skywalk reden. Maar toen we bij deze gigantische constructie van cortenstaal, kabels en glas kwamen, begon de zon volop te schijnen. Prachtige vergezichten over bergen en gletsjers. Diep in het dal (300 meter onder ons) zag je hoe de snelstromende, licht grijs-groene Sunwapta River een U-vormig dal had uitgesleten, waarin veel watervallen op uitkwamen. Tegen de rotsen op zagen we een Mountain Goat, een klipgeit. Een oude Chinese man maakte ons erop attent, door steeds harder "geit" (zoiets als "tónjón") te zeggen in zijn eigen taal...

Canada is Noorwegen in het groot

Al bij ons eerste bezoek aan Noorwegen (1971) kwam Canada ter sprake: dat was Noorwegen in het groot. Zo raakte het op ons verlanglijstje en dit jaar testen we dus of die stelling waar is.

Ja, het klopt. Afgezien van het feit dat de bergen spitser en hoger en de dalen breder, de canyons dieper zijn, voelt het ook zo. We hebben geprobeerd het te omschrijven, maar dat lukt niet anders dan door wat vergelijkingen. Zoals dat de wegen langer en breder zijn, de bomen hoger, de plantengroei rijker. Het is de hele atmosfeer. Het is weids, groots. Het is hier ook schoner. Je ziet nergens afval, niet in de steden, niet langs de Highway. We willen Noorwegen hiermee absoluut niet tekort doen, het gaat hier alleen om het bewijzen van die eerste stelling.

Wel  heb je hier om iedere bocht weer een nieuwe verrassing, net als in Noorwegen. En het woord spectaculair is ook zeker van toepassing, alleen dan in het kwadraat. Hoe vaak we niet tegen elkaar zeggen: 'Wat is dit toch mooi! Wat is het goed dat we dit doen!' Noorwegen staat hierna weer op ons lijstje....

Indrukwekkend

Dat woord, indrukwekkend, heb ik al eerder gebruikt en voor zover het zich laat aanzien, zal ik dat nog wel vaker doen. Het geldt voor veel hier, voor de woestijn, voor de kreken (de snelstromende bergriviertjes), de wetlands langs de rivieren, de brede rivierdalen met groengrijs erdoor slingerende kreken, voor de planten, de vogels, de mensen en voor dat het hier zo schoon is.

Maar soms, als ik een tijdje naar een berg met steile wanden, hoge punten en ijs, sneeuw en stromend water zit te kijken, raak ik echt geëmotioneerd. Uit die hoge, kale bergen spreekt zo duidelijk de kracht van de natuur, daar kan geen mens tegenop. Daar staat miljoenen jaren oud gesteente, waaraan je soms een beetje kunt zien hoe het gevormd is. Je ziet de horizontale lijnen van de lagen die op elkaar gestapeld zijn. De golvende, waar lagen opgedrukt zijn toen de aarde warm en in beweging was. En diagonale en verticale waar gletsjers en water hun werk hebben gedaan.  Het eeuwige ijs, dat niet meer zo eeuwig is, maar waar nog steeds een enorme kracht van uitgaat. Je ziet de zand- en steenlawines, van toen en van nu. Ik realiseer me op zo'n moment heel sterk dat wij mensen kunnen doen wat we willen, maar dat de natuur het altijd van ons zal winnen. Dán voel ik me zó nietig en tegelijkertijd ook zó rijk dat we hiervan deel uitmaken.

Op het moment dat ik dit schrijf, zijn we nog niet halverwege onze reis en er zijn al heel wat indrukken gewekt. Iedere nacht goed slapen, wat we hier doen, maakt weer plaats voor nieuwe.

Uitstapjes 6 - 8 juni 2015

Hoog tussen twee bergmassieven,  de Columbia Mountains en de Rocky Mountains, ligt dit gebouw met overzichtelijke informatie over de mensen die hier eind 19e eeuw de spoorweg bouwden. Inmiddels gaat die in een tunnel onder het gebouw door, maar zover waren ze toen niet. Er valt op deze sneeuwrijkste plek van het land in de winter ruim negen (9) meter sneeuw. Het gebouw wordt herhaaldelijk helemaal bedolven. Om de Highway 1 en waar nodig de spoorlijn sneeuwvrij te houden, zijn lawinewetenschappers ingeschakeld die met houwitzers van het leger de avalanches te lijf gaan. We weten nu trouwens ook hoe je je moet gedragen als je een beer tegenkomt, maar of we het ons nog herinneren op het moment suprême.....

Een van de dingen die op mijn "bucket list" (ja, zo heet dat tegenwoordig) stonden, zijn warme bronnen waarin je kunt zwemmen. De magie van de warmte uit het binnenste van de aarde, voorlopig de enige manier om zo dicht mogelijk bij vulkanisme te raken, boeit me. Daarom zijn we in Radium Hot Springs naar de baden geweest met een temperatuur van resp. 42 (een graad lager dan toen Hans en Heleen er waren...) en 29 graden. De buitentemperatuur was 35. Het was bijzonder en bijzonder lekker. Het water dat vanaf de oppervlakte diep in de aarde sijpelt, wordt daar opgewarmd en op de weg naar boven verrijkt met mineralen uit de gesteenten waar het langs stroomt. Verkwikkend!

Vanaf Redstreak Campground bij Radium Hotsprings heeft Eddie een rondje gelopen waar getoond werd hoe een bos zich weer herstelt na een brand. Ze nemen er de kans waar om het landschap open te houden, zodat er meer plekken komen waar de Big Horn Sheep kunnen grazen. Wij zagen die beesten trouwens langs de kant van de weg van struiken grazen.

Paint Pots
In Kootenay National Park (en overigens ook op andere plaatsen) zijn er plekken in moerassige gebieden, waar ijzerhoudend water opborrelt. Een vreemd gezicht: vaak ronde, roestbruine plekken tussen de groene vegetatie. Paint Pots, verfpotten, noemt men ze. De wandeling er naartoe, over de snelstromende Columbia River was prachtig. Ieder bos, ieder wetland is weer anders. Logisch ook, want we verplaatsen ons over grote afstanden. De kleiige grond werd door de aboriginals (de indianen) gebruikt om er kleikorrels van te bakken. Deze gebruikten ze vervolgens als kleurstof voor schilderingen op rotsen, kleding en hun huid. Zou daar ons woord "roodhuiden" vandaan komen? Stond niet op de borden met uitleg.

Op verschillende plaatsen kun je zien waar de gletsjers en de de rivieren de rotsen zo diep hebben ingesneden, dat er diepe canyons zijn ontstaan. Het is een machtig gezicht, zeker als je de "Interpretives" (informatieborden) daarbij leest. De Natural Bridge was een soort voorstadium van een canyon. Waar eerst een hoge waterval was geweest, had het water nu een weg gevonden onderlangs, zodat er een brug was ontstaan. Als je maar tijd van leven hebt, vormt zich ook hier een canyon. De wandelingen naar de bezienswaardigheden zijn op zich al schitterend, de een wat langer en steiler dan de ander. Steeds blijken ze de moeite meer dan waard. En met tuigje en brace houdt mijn rug het ook vol.

Banff
Een andere plaats op mijn "bucket list" was Banff. Toen ik zo'n twintig jaar geleden naar Twente treinde met Sabine Laar, kreeg zij twee keer een beurs om drie maanden naar The Banff Centre te gaan, waar (jonge) musici en andere kunstenaars van over de hele wereld les krijgen en elkaar inspireren. Zij vertelde daar altijd heel enthousiast over en omdat ik dat principe zo boeiend vind, wilde ik Banff zien. Nou, bij het centrum kon je eigenlijk niet goed komen en downtown Banff was net Valkenburg op een mooie zomeravond.... Goed dat we er geen extra tijd voor hadden uitgetrokken en er 's avonds vanaf de camping even naartoe reden.

Contacten

De eerste morgen komen we het hotel uit, kaart in de hand als echte toeristen, op zoek naar de halte van de Trolley. Na twee straten zijn we een beetje de draad kwijt. Meteen komt er een jonge vrouw naar ons toe om ons verder te helpen. De halte ligt wat verborgen in een zijstraatje, dus even later staan we weer op de kaart te kijken. Komt er een man op ons af, die we in Europa misschien wel een zwerver zouden noemen. Hij wijst ons de halte én het herkenningsteken. 'Where are you, guys, from?' 'from The Netherlands.' 'Oh, my grandparents were from Friesland!' 'Nice people,' zeg ik . Hij maakt een gebaar: zo, zo.

De vriendelijkheid en behulpzaamheid van de mensen hier, ook beroepsmatig,  is opmerkelijk. In elk geval echter en meer persoonsgericht dan in Amerika. Hier is het niet van "Nice to meet you!", maar "How are you today?" En als je weer verder gaat, wensen ze je altijd een fijne dag. Kom je nog een keer terug in de winkel, dan herkennen ze je meteen. In tegenstelling tot wat ik vaak in Amerika heb ervaren.

Veel mensen beginnen ook spontaan een praatje, waarin vrijwel altijd die vraag terugkomt: 'Where are you from?'. Eerst antwoordden we alleen "The Netherlands", maar na een paar dagen hebben we "Sweden" eraan toegevoegd. Levert nog meer reacties op. 'Where in Sweden?' Dan leg je dat uit: vanuit het zuidelijk deel waar vandaan meer dan een miljoen mensen wegtrokken naar Noord-Amerika, tweede helft negentiende eeuw. En dan blijkt dat ze het wel ongeveer weten waar hun grandparents vandaan kwamen: de een uit het noorden en de ander uit het zuiden, maar meer ook niet. Een programma als "Alt för Sverige" is zo gek nog niet.

Op het steile en hete pad naar Marble Canyon spraken we een man 'in my eighties' (!) die meteen begon over het wereldkampioenschap damesvoetbal in Vancouver deze maand. En dat hij vroeger toch meer van de hockey was. Hij zei trouwens ook, dat hij in zijn jeugd ook bij Marble Canyon was geweest. Vóór de grote brand in 2003 dus, en toen was er aanzienlijk meer sneeuw. 'This year it is too warm, too early'. Nou, wij treffen het er in elk geval maar mee.

Het pad naar de Paint Pots bleek niet bewegwijzerd te zijn. Maar verdwalen konden we niet, want toen een echtpaar ons aan zag komen lopen, legden ze spontaan uit hoe we moesten lopen. Kom daar maar eens om bij ons, dan ben je al snel een bemoeial. Wat ook opvalt, is dat de mensen die je tegenkomt op wandelpaden, steeds groeten. Een verschijnsel dat wij eigenlijk vooral kennen van eilanden, zoals Schier en Gotland.

Op de camping bij Lake Louis staat er vlakbij onze picknicktafel een prachtige orchidee (Pacific Fairy-slipper), zo groot als wij nog nooit in het echt in de natuur hebben gezien. Onze buurman ziet ons op de knieën erbij foto's maken en komt vragen wat er is, haalt ook meteen zijn dochter erbij. Ze hebben nog nooit een orchidee gezien. Maken kort een belangstellend praatje en komen met de iPad ook foto's maken. Blij met deze vondst. Als Eddie ze even later onze Wildflower App laat zien met een plaatje van de bloem, komen de twee kleindochtertjes natuurlijk meteen naar hem toe: 'My dad is 33, how old are you?' Kleine meisjes en Eddie, het is ook overal hetzelfde.

In de skilift boven de beren (bij Lake Louis) was het helemaal raak: Engels- en Aziatisch-taligen wezen ons en elkaar voortdurend waar er beren zaten, en deelden hun enthousiasme. En dan de chauffeur van een bus vol Boeddhistische monniken: met een klein kijkertje zat hij beneden te speuren naar beren op de berg. Hij vroeg of we de Ice Field Parkway op zouden gaan. Enthousiast vertelde hij dat hij een zwarte beer met jong en een eenzame grizzly had gezien. 'Goed aan de zijkanten kijken!' De volgende dag zagen we hem weer en hij herkende ons nog. Had trouwens nu geen beren gezien.

De Bow Valley Parkway ten slotte, waar volgens de folders en de kenners veel wild te spotten is, bood ons een leuk gesprek met twee nieuwe Canadezen, dertigers die na de crisis hier naartoe waren geëmigreerd uit Spanje. Geen voorbeeld meteen van Canadezen, maar toch. Ook gretig contact makend.

Ineens weet ik het: JE ZIET HIER GEEN MOBIELTJES!

Vanuit een ander perspectief

Hadden we nog zo gedacht dat we heel nietig onderaan een hoge berg naar boven zouden staan kijken, blijkt het wel even heel anders. Eerst de Rocky Mountains van 10 km hoogte, toen Vancouver vanaf de 20e verdieping, de Fraser River vanaf Suspension Bridge (70 m), de varens in het regenwoud vanuit de bomen (30 m), de  bodem van de Fraser Canyon onder de Cliffwalk (80 m) en het kolkende water in Hell's Gate vanuit de kabelbaan (160 m). Maar vooral toch wel die Bold Eagle die in de diepte boven de snelstromende Fraser River voorbijvloog.

Nu in de "echte" bergen wordt wel bewaarheid wat we verwachtten: dat we ons heel nietig voelen onderaan die enorme bergen met grote gletsjers en steile wanden. Toch ook daar weer zien we de wereld van bovenaf. In de Lake Louise Gondola bijvoorbeeld. Niet alleen de wereld trouwens: vooral ook de zeven (!) grizzly's. Twee keer konden we op en neer en beide keren hebben we ze in de diepte gezien, die grote teddyberen die zich van de mensen niets aantrekken en blijven eten of in de sneeuw liggen, voor ijsbeer studerend.

En dan natuurlijk nog de Glacier Skywalk aan de Icefield Parkway, een tip van Chantal. Op dik 300 meter boven de Sunwapta River is een bijna hoefijzervormige brug gebouwd van cortenstaal, kabels en glas. We zien om ons heen de gletsjers en voelen ons, zoals verwacht, nietig. Als we naar beneden kijken, naar een Mountain Goat tegen de rots en de watervallen en stroomversnellingen in de diepte, zijn we zelf de Bold Eagle.

P.S. In het rijtje van "andere perspectieven" moet ik toch ook de ervaring op Emerald Lake noemen, toen we vanuit een kano de wereld om ons heen bekeken.

maandag 8 juni 2015

Uitstapjes 1 - 6 juni

 Trolley Tour door Vancouver
We hadden nooit gedacht dat we nog eens in een trolley-met-gids een stad zouden verkennen. Zoiets doe je als je oud bent.... Voor die ene dag in Vancouver was dit echter een mooie gelegenheid om kennis te maken met een heleboel aspecten van Vancouver. Van Stanley Park tot China Town, van Yale Town tot de arena waar de wereldkampioenschappen voetbal voor vrouwen deze maand gehouden worden. 

The Capilano  Suspension Bridge
Zie "Walking in the drizzle"

Lang over getwijfeld of we deze afslag zouden doen op onze weg naar Osoyoos. Geen spijt, al was het maar vanwege de jonge zwarte beer die we de weg zagen oversteken tussen Boston Bar en Lytton. Canyons fascineren ons en zeker als er dan ook nog verhalen zijn over de aanleg van een spoorweg vlak boven een snel stromende rivier: zesduizend Chinezen werden eind 19e eeuw ingezet bij de bouw. Nu konden we de gigantisch lange goederentreinen in de diepte volgen. Bij Hell's Gate, zo'n beetje het smalste stuk van de canyon, brak een rots af, waardoor de zalmentrek geheel tot stilstand kwam. Midden vorige eeuw heeft men vistrappen gebouwd en nu is de trek van deze vissen weer op gang. Met een kabelbaan, de airtram, gingen we zestig meter naar beneden, waar deze historie mooi was verbeeld.

Hoog boven Osoyoos hebben aboriginals uit die streek een cultureel centrum gebouwd met daarbij condomiums en een hotel. In een ruimte die suggereerde dat je in een wigwam zat werd een van de vele verhalen over de kracht van de natuur verteld met behulp van geprojecteerde beelden. Verder was er een film over een jong meisje dat door haar grootouders in contact gebracht werd met haar afkomst en ook hier weer, de kracht van de natuur. In deze streek met name vorm gegeven door de coyote. Een wandelpad gaf informatie over de natuur en op een paal, op een soort ooievaarsnest, zat een visarend te broeden. Hij vloog even van z'n nest af om een steenarend te verjagen.

We hadden speciaal de omweg naar Osoyoos gemaakt, omdat Eddie nog nooit de woestijn had gezien. Bijzonder is dat er hier niet zozeer sprake is van zandvlaktes maar van bergen met woestijnvegetatie, gedomineerd door sagebrushes en artemisia. Een groep vrijwilligers heeft een centrum opgezet om zoveel mogelijk mensen te wijzen op het mooie van dit landschap, vooral ook omdat de bedreiging door wijngaarden erg groot is. Gelukkig tekent zich nu een meerderheid af om te stemmen voor een nieuw nationaal park. De presentaties langs een anderhalf kilometer lange boardwalk waren heel duidelijk, waardoor we er veel van opstaken.

Meadows-in-the-Sky Parkway (Mt Revelstoke National Park)
Alpenweiden hebben we nog nooit gezien, dus een mooie gelegenheid om die hier te gaan bekijken. Helaas lag er nog te veel sneeuw op de top, zodat we de bloeiende weiden niet hebben gezien. Wel kregen we een goede indruk van het regenwoud en het sneeuwwoud. Nooit geweten dat dat laatste bestond. Gelukkig bloeiden er langs de weg, zeker toen we wat later op de ochtend naar beneden reden, toch al heel wat  planten, bekende en nieuwe. Van valeriaan tot Indian Paintbrush, van havikskruiden tot orchideeën. Op diverse plaatsen waren uitwijkplaatsen tussen de haarspeldbochten, van waaruit je een schitterend uitzicht had over het dal van Revelstoke.

Een boardwalk door bijzondere wetlands. Er groeit namelijk een aronskelk met gigantische bladeren: Yellow Skunk Cabbage (Lysichiton americanus). Hij bloeit geel op de kale grond; wij zagen alleen de bladeren en hier en daar de zaaddozen. Je denkt bij Canada vooral aan de bergen, maar juist ook de laag gelegen wetlands rond de grote rivieren zijn ook zeer aantrekkelijk. Het miegelt er van de vogels, die je overigens vooral hóórt. Ook hier was de uitleg langs de route goed verzorgd. We leren dus veel.

Rijden

Diep respect heb ik voor Eddies rijvaardigheid, nee, rijkúnst. Mijn empathie ging in het begin zover dat het leek alsof hij een gigantisch blok beton voorttrok. Het is dat de Peterbills die ons geregeld passeren zo gigantisch zijn, anders zou ik het gevoel hebben dat we met een vrachtwagen op weg zijn, zonder passend rijbewijs CE.  Die eerste bochten, wat leken ze groot en onneembaar. En de lantaarnpalen scheerden wel heel vlak langs de buitenspiegels. Stijf van spanning probeerde ik Eddie naar de supermarkt te loodsen, natuurlijk door de zenuwen met een omweg door een rustig buurtje van Coquitlam. Met de minuut groeide mijn respect voor de chauffeur. 

Inmiddels zijn we vier dagen op weg door dit schitterende en afwisselende land en we hebben al menig pas "genomen". Dat wil zeggen dat we vaak steil (6-7%) omhoog of omlaag gingen en lang niet altijd met haarspeldbochten. Er zijn vaak wel dubbele rijstroken, zodat het langzame verkeer rechts kan rijden om het snelle te laten passeren. Bij dat laatste hoort tot dicht bij de top hier zeker ook het vrachtverkeer, want met ware doodsverachting lijken de Peterbills (waar wij overigens zeer van genieten; meestal Volvo's natuurlijk) naar boven te gaan en zich ook weer in de diepte te storten. 

Op de derde dag zei Eddie, dat hij nu wel het gevoel had MinnieWinnie goed onder controle te hebben. Met andere woorden bedoelde hij natuurlijk dat het nu meer ontspannen rijden was. Op campings hebben we tot nu toe vrij veel ruimte gehad om te manoeuvreren. Dan is er voor mij ook een taak weggelegd (naast de navigator die ik bedien): achter de RV staan en aanwijzingen geven. Er is wel een achteruitrijcamera, maar die mag je niet gebruiken (hoewel wel handig). 

Tot nu toe hebben we nog geen  trajecten op van die lange, rechte highways gereden, die je in de film ziet. Als we ooit zover komen, wil ik het ook nog een keer proberen.

Walking in the drizzle*)

N.B. Waar de tekst blauw is kun je doorklikken voor meer informatie.

'En mooi weer, hè!' Ons antwoord op die goedbedoelde wens is altijd dat we de beste herinneringen hebben juist aan wandelingen in de regen. Denk aan Besseggen, toen het water onder de tent door stroomde. Of aan de kliffen van Dover, waarna ik met laarzen aan in bed lag. Of Kintyre: mijn benen waren nog dagenlang donkerblauw. En niet te vergeten natuurlijk het Grote Berenpad in Oulanka, toen "mijn man mij het bos en de bergen door joeg" en de Finnen ons op gympies voorbij huppelden. Ze leveren de beste verhalen.

Dat het dus begon te regenen toen we in de shuttle naar Capilano Suspension Bridge Capilano Suspension Bridgesstapten, vonden we niet erg, Het was te laat om voor Eddie nog een jack van boven te halen; het werd niet zo erg, volgens hem. We stonden wat aarzelend tegenover een bezoek aan deze attractie, bang voor te veel commercie. Maar toen was er toch één folder die ons over de streep trok én we hadden nog energie over na twee tours met de trolley door Vancouver.

Capilano is een stuk gematigd regenwoud rond een canyon waar men eind 19e eeuw al een hangbrug van henneptouw en planken heeft gebouwd tussen een paar grote cedars. Een toeristische attractie van jewelste. Inmiddels is het touw vervangen door stevige kabels, nog steeds vastgemaakt aan die grote bomen. 147 meter lang en 70 meter boven de Capilano River. Op de heenweg was hij nog aardig droog, maar hij wiebelde wel behoorlijk. Het duurde dan ook wel een minuut of vijf voor het zeebenengevoel over was. Er stroomde niet zoveel water door de rivier, evengoed was het behoorlijk indrukwekkend als je naar beneden keek. 

Aan de andere kant stonden panelen met interessante en duidelijke informatie over planten- en dierenleven, meer zoals in Store Mosse. Dus het idee van de commerciële attractie verdween al snel naar de achtergrond. En toen ik erop aandrong om toch ook de boomtoppenwandeling te doen, liet Eddie z'n laatste restje weerstand varen. Op een hoogte tot dik dertig meter boven de grond waren wandelpaden (ook hier hangbruggen dus) gebouwd tussen zeven enorme Douglas sparren. Nergens was een spijker aan te pas gekomen, alles was op ingenieuze wijze boomvriendelijk bevestigd. Nu, tien jaar na de start, brengen ze de paden geleidelijk nog drie meter hoger, omdat de bomen natuurlijk ook hoger worden. Het was klimmen en dalen en intussen je ogen uitkijken. De bedoeling is dat je kijkt met de ogen van de eekhoorn, maar ik was toch blij dat ik niet hoefde te springen. De houten paden waren intussen behoorlijk nat en overal stonden dan ook waarschuwingsborden dat het glad kon zijn.

Onder ons, in de diepte, zagen we prachtige varens en lagere bomen en struiken, waarvan de bladeren en naalden een schitterend mozaïek vormden, vooral ook door de lichtgekleurde nieuwe uitlopers. Zeker van de varens kon ik niet genoeg krijgen. Boven ons waren de toppen even ver van ons weg als de grond onder ons. Eekhoorns zagen we niet, wel hoorden en zagen we de eerste, echt andere, kleine vogels: een Pacific Wren, een Dark-eyed Junco, een American Robin, een Chestnut backed Chickadee en een North-western Crow.

De gigantische bomen die groeien tegen de hellingen van de canyon, sommige tussen de 1300 en 1500 jaar oud, hielden gelukkig de regen behoorlijk goed tegen, maar waar het wat lichter was moest je je goed aan de relingen vasthouden om niet te vallen. Op een paar plaatsen, waar water vanaf de zijkanten naar beneden stroomde, waren kleine vijvers die krioelden van de forellen. In het tropisch regenwoud hadden we het gevoel alsof we door de vensterbank van onze moeders liepen met de planten die daar groeiden. Hier was het meer de herinnering aan onze tuinplanten: maagdenpalm, sneeuwbes en dubbelloof bijvoorbeeld. 

De Suspension Bridge, de grote dus, was inmiddels erg nat en dus glibberig. Een voordeel was dat er door de regen aanzienlijk minder mensen waren, waardoor het veel minder wiebelde. Weer terug aan de andere kant was er nog een attractie: de Cliffwalk. Een in het graniet verankerde smalle hangbrug die met een boog boven de canyon hangt, voorzien van roosters en glas waardoor je in de diepte (zeker 40 meter) kunt kijken. Onderweg op bijzondere wijze veel informatie over het belang van water(!) voor de mens en over de zalmentrek door de Fraser Canyon: jaarlijks twee miljoen.

Omdat ik me met mijn armen vasthield aan de relingen, waren de mouwen van mijn jack doornat; Eddie, zonder jas, was dat  helemaal. We dronken nog een kop koffie/thee en lieten toen de imposante attractie achter ons, op weg naar de shuttle. Bij de kassa kregen we van een lieve dame twee mooie gele poncho's, voor de volgende keer........

*) naar Appie Daalmeijer

Superlatieven

Na nog maar anderhalve dag hier, ben ik bang dat onze verhalen eentonig gaan worden: hebben we wel genoeg bijvoeglijke naamwoorden om alles wat we zien van een predikaat te voorzien? Ik ga ze nu niet noemen, want dan zijn ze gauw op. We zullen vast ook een beroep moeten doen op alle nieuwmodische. En dan heb ik het nog niet over de overtreffende trap.
In elk geval is wat we beleven indrukwekkend.