Translate

woensdag 1 juli 2015

5008 en meer

5008 km heeft MinnieWinnie ons door Canada gereden, geleid door chauffeur Eddie, voor wiens rijkunst ik alleen nog maar meer respect heb gekregen. Zelf heb ik het niet eens geprobeerd. Een paar jaar de motor gestart, ja, om de "eettafel" uit of in te kunnen schuiven. De gemiddelde afstand voor 25 dagen is, volgens de verhuurder, ongeveer 2500 kilometer. Dat zullen ze nu wel bijstellen, denk ik.

5008 km met als enige pech een grote steen voor de voorruit, die twee gaten sloeg. Een van de gigantische vrachtwagens had geen goede "jasbeschermers". Gelukkig konden we de gaten tapen, zaten ze niet op ooghoogte en regende het niet. We belden wel de verhuurder meteen, dus toen we kwamen inleveren stond de CarGlass al klaar met een nieuw windscreen.

5008 km over de weg. En dan nog 583 en 83 kilometer met BCferries: de Inside Passage en de tocht van Schwartz Bay op Vancouver Island naar Tsawassen in de delta van de Fraser River bij Vancouver.

5008 km en twee keer de kabelbaan bij Lake Louise over de grizzly's, het pontje bij Usk en de tocht met de zodiac van Cowichan Bay naar de Strait of Georgia om walvissen te spotten.

5008 kilometers en 15600 kilometer door de lucht met adembenemende uitzichten op de Rocky Mountains, de Arctische Archipel en vooral ook Groenland.

5008 kilometer en de diverse taxiritten, de tocht met de Vancouver Trolley, de pont naar Granville Island en het openbaar vervoer in Vancouver, waar aardige chauffeurs ons zelfs een paar keer gratis meenamen.

5008 kilometer en de talloze kilometers te voet. Dat dat zó veel beter ging dan we maar enigszins konden verwachten bij vertrek, dank ik aan net op tijd nieuwe medicijnen en mijn tuigjes voor rug en heupen. Daardoor kon ik conditie opbouwen en vooral zelfvertrouwen, waardoor deze reis niet beperkt is gebleven tot een heleboel foto's en folders.*) De afgelegde kilometers komen ongeveer overeen met het aantal nieuwe indrukken dat we hebben opgedaan. Ongelooflijk en onvergetelijk.

*) 
Nog niet alle verhalen zijn verteld, de foto's nog niet uitgezocht. We proberen een galerij te maken voor ons fotoblog. Als dat is gelukt, volgt een berichtje.

Uitstapjes 23 - 28 juni

Ucluelet met Rainforest, Pacific Ocean en KwisitisVisitor Centre (filmpje!) 
Pacific Rim National Park Reserve stond uiteraard ook op ons verlanglijstje. Hier komen twee grootse landschappen bij elkaar: het gematigd regenwoud en de stranden langs de Pacific Ocean. Er zijn veel trails, zowel zware als meer "toegankelijke". Wij hebben de (korte) Rainforest Trails gelopen, enigszins te vergelijken met die in Capilano bij Vancouver. Je loopt als het ware over een soort bruggen, plankieren van heel dikke dwarsbalken, met trappen naar boven en beneden, door een woud van grote naaldbomen, vooral Red Cedars (Thuja's!), Douglas en Hemlocksparren. Daaronder varens, varens, varens en op de ene plaats wat meer loofstruiken dan op de andere. We zagen er een Hummingbird, een kolibrie, echt net een heel groot insect. Doordat het zo droog was, had het bos niet de sfeer van het regenwoud bij Capilano, maar het bleef betoverend.
Het strand van de Grote Oceaan is adembenemend mooi: uitgestrekt, heel licht van kleur en het ligt vol met aangespoelde, witverkleurde boomstammen. In de bochten bij inhammen hing een lage mist, op de golven speelden surfers en rond een eiland vlogen zwarte scholeksters. Uiteraard hebben we gepootjebaad, want het is toch wel magisch om te staan aan de rand van het grootste water op aarde, dat we alleen uit de aardrijkskundelessen kenden.
Aan het strand is een informatiecentrum van First Nations (Wickaninnish) met mooie diorama's, o.a. van een boot vol peddelaars en van beren. Ook hier vandaan is het uitzicht over strand en oceaan, met het woud tot vlak aan het zand, adembenemend.

Dichtbij Port Alberni is een stuk bos met de grootste Red Cedars van het eiland: de hoogste is 76 meter, ongeveer 800 jaar oud. De gigantische bomen vormen inderdaad een soort kathedraal in een nauw dal. Jammer genoeg zijn er bij een grote storm in 1997 veel omgewaaid. Men heeft ze laten liggen, niet alleen omdat dit sacrale grond is van de First Nations, maar ook omdat ze voedingsbodem vormen voor nieuwe bomen. Dat is steeds in de regenwouden ook goed te zien, heel fascinerend.

Via internet hebben we geprobeerd om een keuze te maken uit de vele aanbieders van Whale Watching Tours; de een belooft nog meer dan de ander. Vanwege het duidelijke eco-aspect en de minder commerciële indruk kwamen we uit bij Oceanecoventures in Cowichan Bay (spr. Clawikkan Bee). Zij maakten helemaal waar wat ze bieden: bijna zes uur zijn we het water op geweest tussen de vertrekhaven en de Strait of Georgia, de grote waterweg tussen vasteland en Vancouver Island. Langs allerlei kleinere eilanden met o.a. het nest van een Bald Eagle, voeren we met een vaart van 60 km/uur naar open water. Eerst zagen we orka's, zelfs tot heel dicht bij de boot. Er bleek een groep van zo'n 25 stuks te zijn, die daar vast verblijft, maar zich lang niet altijd zo laat zien. Onze capten Terry, opgegroeid in het gebied, nam alle tijd om ons te laten kijken en foto's maken. Hij gaf op alle vragen antwoord en liet zien hoe ze de verschillende orka's van elkaar kunnen onderscheiden: aan de tekening van de vlekken bij de staarten. Daarna ging het door naar een plek waar twee bultrugwalvissen (Humpbacks) zwommen. Ook daar nam hij alle tijd om ons steeds weer te laten ervaren hoe groot en groots deze beesten zijn. Fantastisch.
Op de terugweg voeren we nog even langs een klein vuurtoreneiland met een hele kolonie zeehonden erop en eromheen. Toef op de taart.
Dat we ook nog een mooie ontmoeting hadden met een Nederlandse die, in Amsterdam, "onder dezelfde baas had gediend" als ik in Twente (Hans Schutte), maakte deze dag ook weer tot een highlight.

In Chemainus, een van de plaatsjes aan de noordoost kust van Vancouver Island, zijn ruim veertig grote muurschilderingen, vooral met beelden uit de historie van de houtindustrie. In 1982 zijn ze er mee begonnen en inmiddels is het uitgegroeid tot een project van het hele dorp. Prachtige schilderingen uitgevoerd door kunstenaars met hulp van vrijwilligers. Het voelt alsof je door een goed geïllustreerd geschiedenisboek loopt en je wilt steeds verder kijken of er nog meer zijn.

Hoewel het meer dan de moeite waard zal zijn en het een van de mooiste musea van het land heeft, zijn we toch maar heel even in Victoria geweest om de sfeer op te snuiven. De natuur voerde in deze vakantie nu eenmaal de boventoon. Maar wat vooral weer opviel, was hoeveel zorg men besteedt aan de omgeving: het is er schoon en overal zijn plantenbakken en hanging baskets.

Ons laatste uitstapje was naar het Vancouver Aquarium in Stanley Park. Hier kun je van dichtbij dolfijnen, zeeotters en witte walvissen zien. Allemaal "slachtoffers" van de mens en hier in revalidatie of, als dat niet meer lukt, voor onderzoek. Bovendien waren er veel grote aquaria met voorbeelden van het onderwaterwereld rond de Strait of Georgia. Opvallend vond ik de grote verschillen tussen bijvoorbeeld Port Hardy in het noorden en andere plaatsen meer naar het zuiden van Vancouver Island. In een stuk of vijf grote, mooi verlichte aquaria zwommen kwallen, steeds één soort, heel groot of heel klein. Het leek net of je naar een schermbeveiliging stond te kijken. De tropische afdeling was mooi, maar voor ons niet zo interessant. Opvallend is dat het Aquarium een non-profit organisatie is, die veel aan onderzoek en educatie doet, en vooral dat het er krioelde van de, vooral jonge, mensen die er werkten als vrijwillige gids, schoonmaker, kaartverkoper, noem maar op.

Uitstapjes 18 - 21 juni

'Ksan Museum is een soort openluchtmuseum voor de geschiedenis van de First Nations. Er staan verschillende "longhouses", het type huis dat de aboriginals hier bewoonden. De buitenkanten zijn versierd met symmetrische schilderingen en er staat een aantal prachtige totempalen. Hoewel we niet mee waren met een gids, liet een van hen ons toch nog even kijken in de "schatkamer" met allerlei voorwerpen en kledingstukken die bij ceremonies gebruikt werden.
In Kispiox Village, een stuk verder op nog, staan veel oude totempalen. Totempalen zijn vooral de vertellers van de geschiedenis en ze hebben de kenmerken van de verschillende stammen, bijv. de raaf, de kikker of de wolf.
Old Hazelton was de plek tot waar pelshandelaren en later goudzoekers konden komen met de raderboot. Vandaar moesten ze verder over land. Het was daardoor een handelspost en wat er nog aan huizen staat doet ons vooral denken aan de plaatjes uit films over  het "wilde westen" en de Donald Duck.

Usk Ferry
In 'Ksan Museum ontmoetten we een Ier die in Smithers voor het museum werkte en die ons een compleet college gaf over de historie van de streek. Hij raadde ons aan om, op weg naar Terrace, zeker even te gaan kijken bij de pont over de Sheena River, die aangedreven wordt door de sterke stroom. Doordat het veer verbonden is met een enorme kabel aan twee torens aan beide zijden van de rivier, en de bij-stuurmanskunst van de veerman, komt de pont toch steeds recht aan de overkant terecht. Volgens Hans heet dit principe in Nederland een "gierpont". De pontbaas liet ons graag meevaren.

De weg van Terrace naar Prince Rupert 
Niet voor niets staan er geregeld borden aan de weg met de vraag of je wel genoeg brandstof hebt om de volgende pomp te halen: tussen Terrace en Prince Rupert, 135 km, is er niets. Ja, één keer een soort resort van First Nations. Hier rijd je dus van Lochem tot Zandvoort zonder één huis te zien. Bijna onvoorstelbaar. Zelfs in Scandinavië zijn er op zo'n afstand nog tekens van bewoning. Highway 16 voert hier door het dal van de enorme Sheena River, de op een na grootste rivier van Canada, prachtig azuurblauw, met veel grindbanken. Er wordt veel gevist, zowel door mannen met bootjes als door Bald Eagles. Aan de ene kant de rivier, aan de andere kant bergen en daartussen de weg en de spoorlijn. Steeds andere vergezichten, het verveelt geen moment.

Omdat we toch nog wat meer wilden zien van de cultuur van de aboriginals, hebben we in Prince Rupert het Museum for Northern BC bekeken. Ook dit is gevestigd in "longhouses", in dit geval gemaakt van gigantische boomstammen. Er is een prachtige collectie voorwerpen, goed uitgestald, die een mooi beeld geeft van een cultuur die eigenlijk vrijwel is verdwenen. Gelukkig is de huidige generatie First Nations weer meer geïnteresseerd in de geschiedenis en ontstaan er nieuwe initiatieven om dat wat rest te behouden.

Zestien uur hebben we doorgebracht op een grote veerboot door het fjordengebied aan de westkust, tussen Prince Rupert en Port Hardy op de noordkust van Vancouver Island. De fjorden zijn voor een groot deel te vergelijken met die van Noorwegen, alleen liggen ze hier meer noord-zuid dan west-oost zoals daar. We hebben afwisselend aan dek gestaan, voor de ramen zitten kijken of even in onze hut op bed gelegen (we waren tenslotte al om 5 uur opgestaan). Halverwege legde de boot aan in Bella Bella en het was mooi om te zien hoe goederen, auto's en mensen van en aan boord gingen. Vooral de rust waarmee dat gebeurde was bijzonder.
Onderweg zagen we verschillende keren scholen dolfijnen, af en toe walvissen, een bruinvis. Verder natuurlijk Bald Eagles en wat papegaaiduikers. Het vogelleven viel wat tegen.....
Het was de langste dag van het jaar en deze Midsommarafton zullen we niet gauw vergeten, zeker niet toen we Vancouver Island naderden en de zon onderging in de Pacific, wat een ijle kleuren, wat een sfeer.

Noordelijk Vancouver Island lokte met brochures over Port Alice en Port McNeill, wij dus daar naartoe via een scenic drive. Helaas maakte de werkelijkheid niet waar wat de folders ons voorspiegelden. Dat was eigenlijk de eerste en enige keer dat iets een beetje tegenviel... Daarentegen was Telegraph Cove, later op die dag, een grote verrassing. Telegraph Cove is een heel klein dorpje met huizen op palen langs de rotsen boven zee, die heel oud lijken, maar dat niet zijn: ze dateren uit de jaren '30 en '40 van de vorige eeuw, toen deze nederzetting werd gesticht tijdens de aanleg van een telegraafleiding. De weg er naartoe is er zelfs pas eind jaren '80 gekomen. Hier was ook een Whale Discovery Centre met een heleboel, gigantische, skeletten van walvissen en andere zeedieren. Heel even zagen we hier trouwens een zeeotter, een echte.

Highway 19 en 19a - Vancouver Island
Highway 19 in het noorden Vancouver Island vonden we een wat saaie weg tussen bossen en kapvlaktes door; hier is veel meer dan in de andere gebieden waar we zijn doorgekomen, sprake van zichtbare bosbouw.
Vanaf Campbell River begon een alternatieve route: Highway 19a, parallel aan de ander, maar vooral langs de noord-oost kust van het gigantische eiland. Hier was veel afwisseling van natuur en dorpjes, mooie uitzichten op de waterwegen tussen eiland en het vasteland met besneeuwde bergtoppen. Deed een beetje denken aan Strandvejen bij Kopenhagen, vergelijkbare relaxte sfeer en mooi licht.

Uitstapjes 12 - 17 juni

Langs de Icefield Parkway  gaan we kijken naar twee van de gigantische watervallen in de Athabasca River, altijd indrukwekkend. Het is niet alleen het bruisende water, dat steeds maar doorstroomt met een gigantische vaart, maar vooral ook wat dat water door de tijd heen met de stenen heeft gedaan, wat diepe indruk maakt.

Als we in Jasper komen is het donker weer; misschien moet je deze plaats in de zon (en de sneeuw) zien. Mooi verzorgd, veel bloemen, dat wel. En schoon natuurlijk, net als overal hier in Canada. Het zal wel komen doordat de natuur zoveel van onze aandacht eist en dat we die ook willen geven, dat we het niet zo op die plaatsen hebben. Handig is dat je in wasserette annex coffeehouse Snow Dome kunt internetten. Bij Pawn Bakery nemen we ook nog een kop koffie/thee, met wat lekkers erbij. De meeste coffeehouses of bakeries die we hebben aangedaan, zijn ingericht als gezellige huiskamers, compleet met leren banken, makkelijke stoelen, schilderijen enz.

Patricia Lake  bij Jasper
In WOII  is hier bij Patricia Lake een poging gedaan om onzinkbare vliegdekschepen van ijs te bouwen, project Habbakuk, een idee gesteund door Mountbatten en Churchill. Door allerlei omstandigheden is dat mislukt maar het principe wordt nu nog toegepast bij huizenbouw in Alaska. Fascinerend.
Je ziet hier in BC trouwens op verschillende plaatsen gedenktekens voor de Canadese gevallenen van World War I en II. Afgezien van dat het land zich moest verdedigen tegen de vijand, Japan, in het westen, heeft het ook tienduizenden levens geofferd voor Europa.

Mt Robson is de hoogste berg van de Canadese Rocky Mountains: 3954 m. De top ligt vrijwel altijd in de wolken en dus vandaag, een van de weinige bewolkte dagen in onze vakantie, ook. We zien er nog genoeg van en ook een prachtig bloeiende weide ervoor.
In het Visitor Centre is veel aandacht voor de natuur in de omgeving, maar ook voor de invloed van de mens en de opwarming van de aarde. Achter de balie staat een hulpvaardige en vriendelijke jonge vrouw. Ze bespreekt voor ons de volgende camping, in Valemount, en praat enthousiast over voorouders van haar en van vrienden, die uit Zweden komen.
In vrijwel alle Visitor Centres (een soort VVV, vaak gecombineerd met de Chambre de Commerce, de lokale Kamer van Koophandel) zijn er goede tentoonstellingen en behulpzame jonge mensen. 

De folders die we halen bij de Visitor Centres, maar ook wel de mensen daar of op de campgrounds, vertellen veel over de natuur in de omgeving. Zo komen we ook op het pad van de marshes, de rietlanden. Ze worden vrijwel altijd ook gebruikt voor de waterreiniging, net zoals bij Skillingaryd, dus ze zijn behoorlijk voedselrijk. Bij Valemount onze eerste kennismaking met dit type landschap: we zien steeds nieuwe vogels, maar ook muskusratten en beverburchten. Bij 100 Mile House is het erg warm en dat vinden de vogels ook, maar bij Williams Lake vallen we we weer van de ene verbazing in de andere. Er zijn zelfs pelikanen en in de struiken ligt een Mule Deer.

Wells Gray Provincial Park: Spahat Creek en  Helmckens Falls
Voor Wells Gray Provincial Park maken we in feite een grote omweg, vooral om de enorme watervallen te zien. Om eerlijk te zijn was de omweg op zich minstens zo mooi als de watervallen.... Iedere keer zijn de watervallen anders natuurlijk, maar Helmckens is wel heel bijzonder, omdat die als het water bovenin een grote vulkaankrater stroomt en de hoogste is van BC: 141 meter vrije val. Moeilijk uit te leggen, zeer indrukwekkend, want weer die enorme natuurkrachten.
Wat we in Wells Gray en verder nergens nog hebben gezien zijn de prachtige Tiger Lily's.

In Fort St James, waar we naartoe rijden via grote prairies (niet bruin en kaal, maar begroeid met schitterende rijke graslanden), is een Heritage Centre, een openluchtmuseum, dat laat zien hoe de pelsjagers en -handelaren leefden eind 19e eeuw, "bevolkt" door gidsen in kleding uit die tijd. Er is bijvoorbeeld een winkel, waar de pelsjagers hun boodschappen deden en in het begin betaalden met bevervellen, de gangbare valuta. Verder een magazijn met een heleboel verschillende pelzen, van wezel tot beer, een woonhuis en..... een parcours voor kippen- en eendenraces. Je mocht wedden op de kip of eend van je voorkeur: ik had de juiste eend goed geraden en won een button.

woensdag 17 juni 2015

Horizon

Vandaag, in het prairiegebied, heb ik naar mijn gevoel voor het eerst weer de horizon gezien. Tot nu toe zaten er steeds bergen in de weg. Voor het eerst heb ik weer de verte kunnen zien. In de verte kíjken kon wel, want de bergen waren niet meteen naast je en de gletsjers lagen op behoorlijke afstand. Maar waar was de horizon?

Op internet vind ik voor "horizon": "lijn in de verte tussen aarde en lucht" (woorden.org) of: "de denkbeeldige lijn tot waar men het aardoppervlak kan zien en waar het aardoppervlak en de lucht elkaar raken" (Wiktionary ).  In deze definities mis ik het begrip "op ooghoogte", dat onze tekenleraar Hopman in de lessen perspectief tekenen verbond met de horizon.

Ik raak een beetje in de war hier, van die definities. In ons platte land, ja, daar klopt het wel dat aarde en lucht elkaar raken op de horizon. Dat zag je ook op de prairies en daar was de horizon in de verte op ooghoogte. In de bergen zou de horizon dan dus soms boven 3000 meter moeten liggen, waar aarde en lucht elkaar raken. "Ooghoogte" ben je daar als het ware kwijt. 

En dan is er ook nog "einder". Houdt dat woord nu in dat er een einde is aan wat je ziet? Of bedoelt het de eindeloosheid? Voor mijn gevoel passen "horizon" en "einder" bij de enorme wei- en hooilanden, prairies. Niet bij de hoge bergen waar we de eerste tien, twaalf dagen tussen leefden. Zij beperkten mijn blik. Of beter misschien: ze voerden die blik omhoog, naar de toppen, met of zonder sneeuw.

Is mijn horizon nu verbreed of verhoogd?

Landschappen - 2

"Zoveel mogelijk verschillende landschappen zien" was een van onze doelen met deze reis. Nou, we zijn goed halverwege en ik weet nu al niet meer hoeveel we er hebben gezien. Ligt er natuurlijk ook aan waar je de grens trekt, want je kunt denken "bos = bos" en dan tellen alle bossen voor één landschap. Of je maakt onderscheid op een helebóel punten. Ik houd het maar een beetje in het midden en ga af op mijn geheugen, zonder in mijn dagboek te kijken, dan blijven de meest indrukwekkende over. 

Bij Vancouver hebben we al even kennisgemaakt met het gematigd regenwoud; straks op Vancouver Island nog meer. Dichte bossen met veel verschillende naaldbomen en ondergroei van loofhout. Vochtig; veel geluiden van vogels die je niet ziet. Op Mt Revelstoke wees men op het "sneeuwwoud": voor ons vooral bossen van kaarsachtige Hemlocksparren met nog sneeuw op de bodem, vochtige ondergrond, ook hier.

Op verschillende plaatsen hebben we diepe canyons met hoge steile wanden gezien met onderin een snelstromende rivier. Je realiseren dat het water die diepte heeft geschapen.... Doordat de steensoort van de bergen wisselt en daarmee de plantengroei, is het nergens hetzelfde.

De woestijn: heel anders dan je je voorstelt of dan ik eerder ten oosten van San Diego had gezien. Hier vooral schaars begroeide bergen, grijs van de sagebrushes en artemisia. Duidelijk andere vogels dan in de bergen. Voorbeeld: de prachtige Californische kuifkwartels. De hele atmosfeer deed ook meer aan zoals op Sint Maarten.

Het ruige rotsenlandschap van de Rocky Mountains, wel het meest spectaculair. Hoge spitse bergen met sneeuw en gletsjers en daartussen licht grijsgroene rivieren en turkooizen meren. Een duidelijke boomgrens. Onherbergzaam, maar doordat het, op die ene sneeuwbui na, prachtig weer was niet onheilspellend.

Bergweiden en bermen: de "meadows" op Mt Revelstoke bloeiden nog niet toen we er waren, maar inmiddels hebben we op een heleboel andere plekken wel een indruk gekregen van de enorme kleurenrijkdom: rood van Paintbrush en een havikskruid, wit van margrieten, blauwe lupinen en gele arnica, morgenster, boterbloemen en havikskruiden. Hier en daar al een wilgenroosje. En nog veel meer, maar deze zijn het meest uitgesproken. Ook zijn er de "moosemeadows": gebiedjes met vooral veel lage wilgengroei waar de elanden blijkbaar van houden.

Watervallen en stroomversnellingen zijn er in allerlei soorten en maten, heel smal en heel breed, heel hoog (121 m) en laag. Gewoon over de stenen, een rand, onder een natuurlijke brug door of in de krater van een oude vulkaan naar beneden denderend. Alles is mogelijk.

Dat geldt ook voor de rivieren.  De Stuart River waar we nu aan kamperen is vergelijkbaar met een brede rivier in Nederland, wat ondieper en met bos langs de kanten. Veel rivieren zijn zó ontzettend lang dat ze heel veel verschillende vormen hebben. Neem de Fraser River die we steeds weer tegenkomen, van zuid naar noord. Trouwens een van de belangrijkste zalmrivieren. Dan is hij breed en vol, dan heel smal in een canyon, dan waaiert hij uit in een breed dal met zandbanken en bosjes, soms ook met bomen. Op veel plaatsen zie je niet meer dat de enorme rivier zich verdeeld heeft in een heleboel slingerende stroompjes. Gemakshalve noemen wij dat dan maar "kreken", hoewel het woord "creek" hier meestal een bergbeek aanduidt. Het zou een mooi idee zijn om alleen al de Fraser River te volgen en te beschrijven wat je allemaal ontmoet onderweg.

De prairies zijn anders dan ik dacht, anders ook dan ik in Amerika heb gezien. Hier zijn het vooral heel grote weide- en hooilanden, een beetje golvend, mooi gekleurd door de vele bloemen. Hier en daar koeien. Maar vooral zijn ze heel erg uitgestrekt, uitgestrekter en vooral ook veel kleuriger dan het platte land van Noordoost-Groningen.

Rond Wells Gray Provincial Park deden de bossen, het hele landschap trouwens, ons sterk denken aan Scandinavië. Het was er minder weids, er was meer afwisseling tussen bos en open landschap. Er zijn in die gebieden ook niet veel verschillende soorten naaldbomen, zoals wel in het regenwoud. Later, rond Highway 16 West, tussen Vanderhoof en Smithers, was er ook weer een stuk "Scandinavië", alleen juist veel weidser.

Dan de "marshes", de gebieden met open water en rietlanden, wilgen ook. Je ziet ze op verscheidene plaatsen bij steden, want ze dienen daar meteen ook als laatste onderdeel van de waterzuiveringsinstallatie. In feite vergelijkbaar met "Vattenreningsverket" bij Skillingaryd. Ze laten een enorme soortenrijkdom aan water- en zangvogels zien en vormen een prachtige gelegenheid om de voor ons veelal nieuwe soorten van dichtbij te kunnen gadeslaan.

De fjorden, het strand en de zee komen nog.

Campgrounds

Iedere avond is het weer een verrassing waar we terechtkomen. Van huis uit hadden we een paar campings besproken en daardoor konden we op internet wel een beetje zien hoe ze eruit zagen. Maar de meeste prikken we toch hier door in het grote groene boek te kijken, waar we de Amerikaanse bladzijden hebben uitgehaald. We bepalen, mede aan de hand van ons reisschema, waar we de volgende avond willen zijn en zoeken dan een campground die ons lijkt te passen. Vooral op basis van de faciliteiten. In Provincial Parks is er bijvoorbeeld bijna nooit stroom voorhanden en dat hebben we af en toe wel nodig om laptop en iPad op te laden. (Camera en iPad lukt ook via de sigarettenaansteker in de RV.)

We hebben op grote en kleine campgrounds gestaan, op grasveldjes, aan een rivier en een meer, tussen de bomen en op combinaties daarvan, onderaan een hoge besneeuwde berg bijna op het golfterrein. Je hebt op campings met bomen verschillende typen plaatsen voor RV's: back-ups, daar moet je achteruit inrijden, of pull-throughs, waar je als het ware doorheen rijdt. Bij elke plek hoort een picknicktafel. In rijen tussen heggetjes staan, zoals je op de grote campgrounds langs de weg nogal eens ziet, hebben we nog kunnen voorkomen. De laatste camping, in Vancouver, als we de RV moeten schoonmaken, is wel op die manier ingericht.

Omdat we duidelijk in het voorseizoen zijn, is het vrijwel overal heel rustig. Een aantal campings en ook "attracties" zijn zelfs nog niet open. Op twee plaatsen was de camping (bijna) vol, maar dat was dan ook in Banff en Jasper. In Jasper hadden ze daarom maar de winter-parkeerplaats van het National Park geopend: daar zijn stroomvoorzieningen en dus stonden we, weliswaar ruim, mannetje aan mannetje op het asfalt. De camping in Fort St James was bijna vol, maar niet met toeristen. Hier waren het seizoensarbeiders die hun trailer (een soort caravan die vastgemaakt wordt op de pick-up, de meest voorkomende auto hier) meenemen in het kader van "mens volgt werk" (zo'n ROC-kreet). 

Dat valt trouwens wel op: bij heel veel huizen staan RV's of trailers, ook wel te verschroten, maar meestal gebruiksklaar. Canada is een groot land met een andere arbeidsmoraal: het is hier duidelijk gewoner om delen van het jaar elders te werken en wat is er dan handiger dan je eigen huis meenemen. Daarbij komt nog dat veel werkers, zoals aan de weg of in een National Park, 's avonds niet even naar huis kunnen. Daarvoor zijn de afstanden veel te groot. We zagen zelfs wegwerkers die hun vrouw bij zich hadden. Andersom vast ook wel, want er waren ook veel vrouwelijke werkers aan de weg.

Een aantal campgrounds hebben we betaald door geld in een envelop te doen en die in een soort kluisje te gooien. Op de meeste campgrounds word je allerhartelijkst ontvangen door de eigenaars, ook weer allerlei verschillende mensen. Bij Dutch Lake was er een vriendelijke Chinees die niet zoveel wist van de omgeving, in Valemount een aardige oude dame die ons op haar golfkarretje voorging naar #6 Whisky Road. Op Anderson Creek Campground bij Hell's Gate werden we verwelkomd door een ruige oudere man, behulpzaam met alles. In de National Parks staan veelal jonge mensen aan de balies en bij de ingangen. Bij Columbia Icefields vertelde een meisje dat ze daar met 104 mensen werkten uit allerlei verschillende staten en landen. Zij was de enige uit Alberta (de staat waarin dit deel van de Rocky Mountains ligt), maar ze had ook collega's uit bijvoorbeeld Finland en Australië.

Wat betreft de wasgelegenheden en toiletten: die zijn altijd schoon, ook als ze wat ouder zijn, zoals bij Whispering Willows, een kleine campground waar we lange tijd de enige bezoekers waren, op de vele groundsquirrels na. Het is er altijd fris en verzorgd. Dat betekent niet dat ze tien keer per dag schoongemaakt worden, zoals je dat ziet in Nederland. Nee, de bezoekers laten hier duidelijk beter de boel achter zoals ze die hebben gevonden. 

Nu gaan we op weg naar de kust, kijken wat ons daar wacht.